Evaluatie van de uitvoering van de sociale zekerheid (SUWI)

gepubliceerd: 11-10-2018

De uitvoeringsstructuur werk en inkomen – het suwi-stelsel – beoogt op een klantgerichte en doelmatigewijze te voldoen aan de twee doelstellingen van de sociale zekerheid.

De doelstellingen waaraan voldaan moet worden zijn het bieden van bestaanszekerheid aan wie dat nodig hebben (rechtmatige uitkeringsverstrekking) en het bevorderen van de arbeidsparticipatie (werk boven uitkering). Dat zijn dan ook de vier “suwi-doelen”: klantgerichtheid, doelmatigheid, rechtmatigheid en werk boven uitkering.

Panteia evalueerde het stelsel in een groot onderzoek dat bestond uit drie deelonderzoeken en één overkoepelende analyse. De deelonderzoeken gingen over: • Regionale samenwerking tussen het UWV en gemeenten • Digitale dienstverlening door het UWV (uitgevoerd door SEO Economisch Onderzoek) • De Wet eenmalige gegevensuitvraag, waardoor klanten in de regel hun gegevens maar één keer hoeven door te geven

De overkoepelende analyse (uitgevoerd i.s.m. Prof. Dr. Willem Trommel) betrof drie aspecten van het stelsel: • De inrichting van het stelsel, met de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken instanties • De aansturing van het stelsel door de Minister • De uitvoering binnen het stelsel en het doelbereik van het stelsel

Zie hier de onderzoeksrapporten en de kabinetsreactie.

Conclusies in vogelvlucht Op hoofdlijnen luidt de conclusie van dit rapport dat in de afgelopen jaren een logica is gerealiseerd die in grote lijnen functioneert zoals met de Wet Suwi werd beoogd. Het stelsel is tot wasdom gekomen en functioneert bevredigend in termen van tijdige en rechtmatige uitkeringsverstrekking. Het heeft bovendien oog voor het belang van kostenbeheersing.

Deze logica valt op onderdelen nog verder te verbeteren. Daartoe hebben we negen aandachtspunten benoemd. Daarnaast benoemen we vier dilemma’s die de logica van het stelsel zelf bevragen. De dilemma's, die in het schema hieronder worden samengevat, laten de keerzijdes zien van de keuzes die zijn gemaakt in de inrichting van het stelsel. In het huidige stelsel ligt de nadruk bij alle dilemma’s op het linker alternatief: • het stelsel is sterk verstatelijkt met een beperkte rol voor andere maatschappelijke actoren, • er is sprake van een sterke publieke aansturing met beperkte autonomie voor de uitvoering, • in de uitvoering is sprake van stroomlijning en is weinig ruimte voor maatwerk door de professional. • het stelsel is sterk gecentraliseerd en dient aansluiting te zoeken bij een gedecentraliseerd sociaal domein.

figuur 0.1 - Dilemma's van de huidige logica van het stelsel

De situering van het huidige stelsel op deze vier schalen maakt duidelijk welke waarden in de afgelopen periode dominant zijn geweest. Verstatelijking, publieke aansturing, stroomlijning en centralisering hebben allen bijgedragen aan een stelsel waarin rechtmatigheid, rechtsgelijkheid en kostenefficiëntie voorop staan, kortweg beheersing. Aan de andere zijde van het spectrum bevinden zich waarden als het leveren van maatwerk, integraal werken en responsiviteit, kortweg veerkracht. Deze waarden komen in het huidige uitvoeringsstelsel minder goed tot hun recht.

Uiteindelijk komt het erop neer dat het momenteel de vraag is of het stelsel er wel in slaagt om voldoende activerend te zijn, en sterker, of het er in de huidige configuratie wel in kan slagen. De huidige stelsellogica draagt in hoge mate bij aan een effectief en efficiënt uitkeringsregime. Deze logica is echter minder geschikt om een effectief participatieregime vorm te geven.

Neem contact op

Heeft u vragen of wilt u meer informatie? We staan u graag te woord.

Bel ons op: 079-322 20 00